Van Varen en Vechten
‘De vaak ruige, sentimentele en ongezouten teksten geven een prachtig beeld van het gedachtegoed, de zeden en gewoonten uit de tijd van de Gouden Eeuw.’
— Luister
In 1602 werd op aandringen van de Staten-Generaal de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht, waarin afzonderlijke initiatieven werden gebundeld.
Bijna twee eeuwen lang, tot 1795, bezat de VOC het Nederlandse monopolie voor de handel op Azië. Ze groeide uit tot een belangrijke territoriale macht, die behalve matrozen ook soldaten in dienst had. Het onbetwiste handelscentrum in Azië was Batavia, door Jan Pieterszoon Coen in 1619 gesticht nabij het door hem verwoeste Jayakarta.
De reis naar de Oost duurde zo’n zeven maanden. De zeelui keerden doorgaans pas na zo’n vijf jaar terug – als men tenminste alle gevaren had overleefd. Tijdens de eentonige reis waren er diverse vormen van muziek en zang.
De hele Oost-Indische cyclus is in de liederen te volgen. Ze werden gedrukt op liedblaadjes of in liedboekjes, waarvan sommige speciaal op zeelieden en Oost-Indiëvaarders mikten, zoals de Matroosen vreught (1696), De Vrolyke Oost-Indische Wellekomst-Drinker (ca 1740) en De Oost-Indische Theeboom (1767).
.
‘Camerata Trajectina geeft een goed indruk van het repertoire dat met de VOC in verband kan worden gebracht. De muzikale uitvoering is, zoals altijd bij dit ensemble, van hoog niveau.’
— Tijdschrift Oude Muziek